
STADSCOLUMN
Eens in de zoveel tijd worden we gevraagd een briljante naam te bedenken voor bijvoorbeeld een monumentaal pand in de stad. In het verleden wilden de Kampenaren de nieuwe toren een naam geven. Na lang nadenken werd besloten. De nieuwe toren kreeg de naam: âDe nieuwe toren!â De nieuwe brug dan? Daar konden de Kampenaren vast wel iets moois voor bedenken. Ja hoor, de nieuwe brug heette vanaf toen: âDe nieuwe brug!â Ik mag dat wel. Waarom moeilijk doen als het makkelijk kan? Toen er een naam moest komen voor het Kamper archief en de voormalige Van Heutzkazerne, waar kwamen we toen mee aanzetten? Het is niet moeilijk. Een kind kan de was doen: âHet stadsarchiefâ Ă©n jawel; âde stadskazerne!â En zo hebben we nog het stadspark, het voormalig stadsziekenhuis, de stadsherberg en de stadsgehoorzaal.
Het woord âstadâ ergens voor plaatsen geeft wel enig cachet. Een stadsdichter bijvoorbeeld ben je niet zomaar. Je wordt gekozen uit een aantal dichters en dan mag je een jaar lang âstadsâ voor je dichter zijn plaatsen. Zo hebben we ook de stadsomroeper en de stadskoopman. De titel stadsomroeper is trouwens blijkbaar voor het leven; sinds 2011 zie ik geen andere naam voorbijkomen dan Bertus Krabbe. Hoe zit dat eigenlijk? Moet hij uitgedaagd worden door een andere nieuwe potentieel oproeper, die zichzelf deze titel waardig acht, waarna misschien de geweien in elkaar worden geslagen en er âeen brullende omroepbattleâ volgt, waarbij beiden âburlenâ als een eland in de bronstijd?
Als iemand weet hoe het zit, hoor ik het graag. Voor nu stel ik voor mijn geschrevene “stadscolumn” te noemen. Ik houd wel van een beetje cachet.
( Stadscolumn #2 | 1 april 2020 )

âWĂĂR BIJ D’R ENE VAN?â
Dat hoorde ik toen ik net (1995) in Kampen woonde. “Wat zeggen ze nou?”, dacht ik eerst. Later zag ik het ergens staan. Aha, zo schrijf je dat dus op zijn Kampers. Als iemand van âbuitenafâ wist ik ook niet precies wat men hiermee bedoelde. Nu weet ik het wel natuurlijk. Je ontwikkelt een âoorâ voor het Kampers dialect als je hier wat langer woont. Inmiddels kan ik zeggen dat ik er âeneâ ben van Passie. Ah denkt u misschien, dan heeft ie het toch niet goed begrepen. Jawel hoor! Bij gebrek aan een Kamper familiestamboom heb ik mijn bedrijf Passie voor Glans tot Kamper stamboom uitgeroepen.
De meeste autoliefhebbers weten wie ik ben en als ze het nog niet weten, moeten ze maar gauw mijn website verder bezoeken. Ik uutprakkezeer voor u regelmatig een mooi âstukkienâ over Kampen, over autoâs en wat me verder nog te binnen schiet. De inspiratie komt vanzelf want in Kampen gebeurt genoeg!
